Plafond
Het staat me nog helder voor de geest: in de zomer van 2000 was ik kortstondig verleid om orgellessen te nemen bij de organist van de St.-Jozefkerk in Groningen, op locatie, op het koororgel. Best gaaf. En aangezien ik als student nog niet bijster veel te makken had, wilden mijn ouders daar zelfs nog wel financieel aan bijdragen. Ik wilde eigenlijk ook wel doedelzak leren spelen, maar GUTS (de theatervereniging waar ik bij zat) had nou een keer hun repetities op de maandagavond (ook de repetitieavond van de lokale doedelzakband), dus dat werd hem niet. Verder had ik vroeger ook al klassiek orgelles gehad (alhoewel nooit op een heus pijporgel helaas) en had ik nog een aftands keyboardje op mijn studentenkamer om op te oefenen, dus dit leek mij een goeie zet qua muzikale ontwikkeling. Want les op een heus pijporgel wilde ik toen ook altijd al eens.
Totdat de nieuwe regisseur van GUTS plots de repetitieavond naar de donderdag wilde verplaatsen: een nogal doorslaggevende verandering in mijn keuzeparameters. Mijn maandagavond was weer vrij, bandlidmaatschap (oftewel doedelzakles) was aanzienlijk goedkoper dan mijn orgellessen, het keyboard wat ik had was toch té aftands en beperkt, een band heeft ook nog een sociale kant (verenigingsleven en samen spelen) en ik kon eindelijk een keer beginnen met wat ik al sinds het begin van de jaren negentig leren wou: doedelzak spelen.
Mijn eerste piping phase begon dus eind 2000 en eindigde, met een paar korte onderbrekingen, zo’n 10 jaar later, eind 2010. Veel leuk en mooi gespeeld, fantastische mensen leren kennen, paar keer naar Schotland geweest, veel optredens en competities gespeeld, evenementen meegeorganiseerd, zelfs nog in het bestuur gezeten, maar toch kwam voor mij persoonlijk de klad er op een bepaald moment in en stopte ik. Waarom? Ik heb de afgelopen dertien jaar genoeg factoren overwogen en met anderen besproken op dit vlak, maar het door mij recent opgeduikelde boek Finding bagpipe freedom: Overcome musical frustration in five simple steps (Andrew Douglas, met Camille Layt, 2021) heeft mij zeker wat inzichten opgeleverd, over de filosofie achter doedelzakinstructie, over hoe doedelzakmuziek (ceòl beag én ceòl mòr) zich praktisch al dan niet verhoudt tot andere muziek, over de voor- en nadelen van langbestaande tradities en conventies, maar vooral veel tips voor het doorbreken van wat ik dan maar even gekscherend als het ‘blazen plafond’ vertaal: een barriëre die ik zelf ook heb ervaren, en waarvan ik nu weet dat de factoren gedeeltelijk bij mijzelf lagen (structuur, kennis, ruggegraat), maar ook gedeeltelijk bij de beperkingen van een bepaalde cultuur met bijbehorende tradities, conventies, formules en richtlijnen.
Andrew Douglas
Menig actieve doedelzakspeler (al dan niet met band) of anderzijds volger van het Ministerie van Doedelzaken zal de naam Andrew Douglas wellicht kennen van Dojo University, volgens eigen zeggen “the longest-running and most successful online bagpiping school in the world”. In hoeverre dat stukje marketing hout snijdt zou ik als amateur graad-4 piper die er lang uit is geweest, niet echt kunnen zeggen, maar een aantal hoogtepunten uit Douglas’s CV klinken in ieder geval belovend: actief bij meerdere graad-1 bands (waaronder Inveraray and District), prijzen gewonnen in meerdere competities, waaronder de Worlds en solo competities (Oban, Inverness), instructiebevoegdheid van de Scottish Qualification Authority, en ga zo maar even door.
Vrijheid in vijf fasen
Genoeg over Douglas. Zijn boek Finding bagpipe freedom uit 2021 (met de Australische Camille Layt (piper/schrijfster/redactrice) als co-auteur en met een voorwoord van Jim McGillivray, onder andere bekend van Rhythmic Fingerwork) is wat ik persoonlijk zou omschrijven als een meta-lesboek. Een soort zelfhelp-boek, if you will. Oftewel: voor diegene die een doedelzakinstructieboek verwacht, geeft dit boek mogelijk niet complete voldoening (of zelfs teleurstelling). Het gaat daarentegen voornamelijk over de filosofie en praktische insteek van piping-instructie. Een boek over de onderliggende logica van het leerproces, een boek over de juiste didaktiek (en de onjuiste, ook al is die soms traditioneel), een boek over frustraties, een boek met onderwijsmodellen en adviezen die gestoeld zijn op het devies dat – idealiter – doedelzakspelen vreugde dient te geven aan de speler en zijn of haar leven moet verrijken. Zoals een van de reviews het omschrijft, is dit een boek “for any musician, let alone piper, who might have plateaud in their progress to musical satisfaction.”
Een soort zelfhelp-boek, if you will…
Tegelijkertijd is het een makkelijk te lezen boek, geschreven in een heel toegankelijke stijl, met veel voorbeelden en die goed aansluit op de praktijk. Een voorbeeld van de onderwijsmodellen waar Douglas bijvoorbeeld gebruik van maakt, is de competentieladder van Noel Burch. Het boek noemt het de ‘Hierarchy of competence’, waarbij elke leerling/student (voor welke vaardigheid dan ook maar) zich omhoog kan werken van onbewust onbekwaam (niet bewust zijn van een vaardigheid die je (nog) niet hebt), naar bewust onbekwaam (bewust zijn dat je iets niet kunt), naar bewust bekwaam (iets kunnen maar er wel bewust moeite voor moeten doen) en uiteindelijk onbewust bekwaam (het goed kunnen zonder er bij te hoeven nadenken; het is tot een automatisme verworden, zoals fietsen en autorijden voor de meesten van ons). En het doorwerken van deze vier leerfasen is een continu terugkerend element.
Zonder al te veel tipjes van de spreekwoordelijke sluier op te willen lichten, is het gros van het boek gestoeld op Douglas’s “Five phases of bagpipe freedom”, waarbij de vrijheid in kwestie slaat op het ongebreideld willen kunnen musiceren, ongehinderd door vaardigheidstechnische beperkingen. Douglas gaat hierbij uit van tien vaardigheden die in de loop van de vijf fasen worden aangeleerd:
- ritmebeheersing
- toonladdernavigatie zonder ‘crossing noises’
- hoge kwaliteit van gracenoting
- fysieke blaastechniek
- de drones op elkaar afstemmen
- het vinden van de ‘sweet spot’ van het chanterriet
- de drones op de chanter afstemmen
- bewustwording en vermijden van onregelmatigheden bij het blazen
- techniek van de versieringen
- meest elementaire expressie (voornamelijk uitvoering van hopfiguren en tachums)
Hoe deze stappen leer-technisch effectief te benaderen legt Douglas uitvoerig uit, maar hij benadrukt daarbij hoe belangrijk het is om vooral niet te multi-tasken: “The hidden issue … is the fallacy of multitasking. Multitasking disproportionately decreases the quality of whatever tasks are involved, and slows progress on all tasks.” En dat gaat volgens Douglas ook op voor het aanleren van een groot deel van de bovengenoemde tien actieve piping skills, die uiteindelijk geautomatiseerd moeten worden (oftewel ‘onbewust bekwaam’) zodat de volledige focus op muzikale expressie kan komen te liggen.
Taak is dus om te zorgen dat in de instructie de leerling de ene fase zorgvuldig heeft afgerond voordat hij/zij aan de volgende begint. De eerste fase die elke leerling-piper goed onder de knie moet krijgen is het begrijpen, aanvoelen en beheersen van ritme. Tweede fase draait om melodie. Fase no. 3 is waar de focus naar het instrument verschuift: wat zijn de basisprincipes? De vierde (en moeilijkste) fase behelst het succesvol combineren van de eerste drie fases. Pas tijdens de laatste fase wordt er gefocused op versieringen, expressie en nuance. Douglas vergelijkt die laatste fase met het zorgvuldig opbouwend schilderen van iedereens favoriete Amerikaanse televisieschilder Bob Ross: “No Bob Ross painting ever started with those expert details, hoping that the background would ‘sort itself out’. None of his paintings ever began with complexity.”
Een andere door hem graag toegepaste metafoor van het in de juiste volgorde leren doedelzakspelen is die van het toetje na het eten, in de zin dat het toetje de bekroning op de maaltijd is, en niet het hoofdgerecht of dat je liever heerlijk smakende taart met weinig garnering hebt (ofwel een technisch – ritmisch, tonaal, etc. – goed in elkaar zittende deun met een minimum aan versieringen en expressie) dan een rijk versierde taart die nergens naar smaakt (onregelmatig qua ritme, crossing noises, en ontstemd maar wel rijk aan doublings, throws, grips, taorluaths, enz.).
Ook al is het geen piping tutor, zijn er toch veel practische insteken te vinden in Finding bagpipe freedom: een van de eerste adviezen die het boek geeft is hoe een serieuze student piper zich het beste kan voorbereiden (te noemen: zaken als ideale oefenruimte, metronoom, spiegel, analoge manometer (met buis), opnameapparatuur, onderhoudsmateriaal, enz.)
Ook geeft Douglas zijn beste aanpak voor het aanleren van nieuwe tunes. Aan de ene kant vanuit het perspectief van hoe-leer-ik-het-meest-efficiënt-een-tune-uit-het-hoofd, maar ook met het oog op het vermijden van ritmeproblemen en problematisch uitgevoerde embellishments. Hierbij met zorgvuldige aandacht voor de relatie tussen die twee: een gebrek aan goede ritmebeheersing ligt vaak ten grondslag aan problematisch uitgevoerde versieringen.
Er zijn nog veel meer dimensies van instructie en training waar het boek over uitwijdt (aspecten van instrumentkennis, -beheersing en -onderhoud: verschillende soorten lekkages, postuur, stemprocedures, efficiënt blazen, enz.), maar het voert te ver om in deze boekbespreking daar over uit te wijden.
Oordeel & conclusie
Ik zou niet willen zeggen dat het boek geen zwaktes kent. Net zoals in zijn podcast The Piper’s Dojo Audio Experience (vaak interessant en te vinden via Spotify) heeft Douglas er een handje van om zichzelf (soms met ironische insteek) af en toe wat té vaak op te hemelen – los van prestaties siert (mijns inziens) iets meer bescheidenheid ieder mens, maar deze observatie is wellicht te wijten aan een cultuurverschil. Ook is het meer regel dan uitzondering dat het boek verwijst naar materiaal van de Dojo U website. Gelukkig heb je daar via de (legale) aankoop van het boek daar dan ook (gedeeltelijk) toegang tot gekregen. Aan de ene kant voelt het als een marketing-handigheidje, maar goed, aan de andere kant past ook niet alles in een boek natuurlijk. Eerlijk is eerlijk: al met al een zeer verhelderend en inspirerend boek waar menig piper (of andere muzikant), pipe instructeur, pipe major of band manager nuttige kennis en muzikaal-educatief advies uit kan putten om zijn of haar spel, of zelfs band, tot een hoger niveau te tillen. Ofschoon ik veel eerder al had overwogen om de pipes weer uit die spreekwoordelijke wilgen te plukken, heeft deze uitgave mij geholpen om ook echt die stap weer te zetten, in de realisatie dat er zeker wel manieren zijn om het eerder genoemde plafond te doorbreken.
Finding bagpipe freedom is natuurlijk te vinden via de website van Dojo University, maar ook via bijvoorbeeld Amazon of Goodreads, en is beschikbaar als hardcover, paperback en als digitale uitgave.
Over onze recensent
Cees Krottje (1980) is sinds zijn jeugd al gefascineerd door Keltische talen en culturen en die van Schotland in het bijzonder. Hij heeft Engelse taal & cultuur gestudeerd aan de RuG (waarvan een jaar als Erasmus-student aan Glasgow Uni voor onder andere scriptie-onderzoek, vakken volgen — Scottish History, History of Scots en Gaelic — en actief in studententheater), schreef zijn doctoraalscriptie over het 14de-eeuws Schots episch gedicht ‘The Brus’ en de moord op John Comyn in het bijzonder, maar is tegenwoordig, “for his sins”, communicatiedocent aan de Hanze International Business School in Groningen. Cees is veel actief geweest in Engelstalig toneel, medeoprichter en bestuurslid van improvgroep Stranger Things Have Happened, speelt kerkorgel, tinwhistle, bodhrán, zingt ook wel zo nu en dan, en kan als het goed is nog doedelzakspelen; hij was van 2000 tot 2010 (met een paar onderbrekingen) piper bij The Clan MacBeth Pipe Band, maar is sinds kort weer lid geworden.