Wie regelmatig op sociale media onderweg is, heeft het zinnetje wel eens gezien: “Bagpipes, because Europe wasn’t liberated by French horns”. Het is natuurlijk een grapje, maar verwijst wel naar het feit dat de doedelzak een belangrijke rol speelde in de beide wereldoorlogen. Maar die rol veranderde wel na 1918. In de Eerste Wereldoorlog was de great highland bagpipe, zoals de Schotse doedelzak wordt genoemd, een muziekinstrument om de communicatie onder de Schotse en Canadese troepen in goede banen te leiden. Niet alleen tijdens het leven binnen de kazernepoorten maar ook daarbuiten tijdens het marcheren naar de slagvelden. Eeuwige roem verdiende de pipes op de slagvelden om de moraal van de militairen hoog te houden. Pipers waren onderdeel van regimenten en kleinere eenheden. Ze stonden aan de frontlinie en marcheerden en musiceerden mee tijdens de aanvallen. Dat had grote gevolgen. Vele pipers kwamen om het leven. Een artikel in Piping Press noemt het enorme aantal van 2.500 militaire doedelzakspelers die in actie kwamen tijdens de Eerste Wereldoorlog. In het in 1920 verschenen boek ‘Pipes of War’ van Sir Bruce Seton en John Grant, wordt een aantal van 500 omgekomen en 600 gewonde doedelzakspelers genoemd.
John Grant (1876-1961) was pipe major, componist en instructeur. Grant componeerde Piobaireachd (klassieke doedelzakmuziek) en Ceòl Beag (lichte doedelzakmuziek) voor onder andere de Britse Koninklijke familie. Hij was van 1914 tot 1918 directeur van de Army School of Bagpipe Music and Highland Drumming in Edinburgh. Hier worden alle Britse militaire pipers en drummers opgeleid. Toen Grant als medeauteur ‘The Pipes of War’ publiceerde in 1920, was hij dus al weg bij het leger en was formeel niet betrokken bij de enorme opgave waarvoor zijn opvolger, pipe major Willie Ross, stond. Hij moest in recordtijd een grote groep nieuwe militaire pipers en pipe major opleiden, want de doedelzakspeler was een cruciale functie in Britse regimenten.
Tijdens de oorlog van 1914-1918 was in sommige regimenten al besloten dat pipers niet meer mochten worden ingezet in de frontlinie. Maar andere regimenten bleven het doen. Na de oorlog werd het een breed besluit dat ook van kracht bleef tijdens de Tweede Wereldoorlog. De pipers verdwenen, als muzikant, naar de achterhoede (pipers waren officieel soldaat en vaak brancarddrager). Zij kwamen vooral in actie om de troepen te vermaken. Ook werden ze ingezet tijdens de bevrijdingsparades in dorpen en steden die door de Britten of Canadezen bevrijd waren. Toch bleven er wel uitzonderingen. Tijdens Operatie Jubilee, de landing op de stranden van het Noord-Franse Dieppe in 1942, zetten de Canadezen een pipe band in met desastreuze gevolgen. Een piper kwam om het leven en meerdere werden gevangen genomen en verdwenen naar een gevangenkamp in Duitsland. Ook de piper die in september 1944 speelde op de Ginkelse Heide, nabij Oosterbeek (Operatie Market Garden), werd gevangen genomen en zat tot april 1945 in gevangenschap in Duitsland. Meer geluk hadden de pipers die in juni 1944 aan land kwamen en speelden op de stranden van Normandië. Piper Bill Millin en enkele Canadese doedelzakspelers overleefden D-Day.
Toen Grant als medeauteur ‘The Pipes of War’ publiceerde in 1920, was hij dus al weg bij het leger. Door zijn kennis en de goede administratie van de regimenten, kon er al snel na de Eerste Wereldoorlog een overzicht worden gemaakt van de inzet van militaire pipers op slagvelden en of ze waren omgekomen of gewond waren geraakt. Per regiment worden de namen, eenheden en data (dit laatste voor zover bekend) opgesomd van de pipers die omkwamen tijdens een veldslag, een ongeluk kregen of gewond raakten. Van velen is ook niets bekend omdat ze vermist raakten en dit officieel nog steeds zijn. Die namen staan zonder overlijdensdatum op monumenten in België en Noord-Frankrijk. Maar ‘The Pipes of War’ is meer dan een opsomming van vele namen. Het boek, dat in 1974 een reprint kreeg, biedt een aantal interessante artikelen over de doedelzak. De lezer vindt er artikelen over de geschiedenis van de doedelzak in Schotland, de invloeden vanuit Ierland, de rol binnen het Britse leger, opleiding van pipers (dit artikel geschreven door Grant zelf), de rol van doedelzak in het dagelijks leven van de militair, etc.
Wie dacht dat de eerste Britse militaire pipers die in Nederland in actie kwamen dateren uit de Tweede Wereldoorlog, heeft het mis. In ‘The Pipes of War’ gaan de auteurs heel kort in op de aanwezigheid van pipers tijdens Britse ondersteuning van de Bataafse Republiek. De zogenaamde Schotse Brigade hielp tussen 1573 en 1783 het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden met het vechten tegen de Spanjaarden en Fransen. Ze kwamen diverse malen in actie, waaronder tijdens de Slag bij Noordhorn (Groningen) in 1581 en de Belegering van Bergen op Zoom in 1588. De waarschijnlijkheid is groot dat de Schotse Brigade enkele doedelzakspelers had. Ook noemen Grant en Seton kort dat tijdens de internering van Britse militairen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog, er een militaire pipe band was gevormd door de Schotten. Op diverse locaties in ons land waren er tussen 1914 en 1918 interneringskampen voor uit België gevluchte Britse militairen. Zo zaten in het Engelse Kamp in Groningen zo’n 1.500 Britse marine soldaten, waaronder zo’n 100 Schotten. De kans is groot dat doedelzakmuziek een rol speelde in het leven in die kampen. Grant en Seton noemen de aanwezigheid van een pipe band bestaande uit pipers van verschillende regimenten, inclusief twee pipe majors, maar waar precies is niet duidelijk.
‘The Pipes of War’ is een interessant boek voor iedereen die meer wil lezen over de rol van de doedelzak in het leger en de offers die zijn gebracht tijdens de Eerste Wereldoorlog.
‘The Pipes of War ; A record of the achievements of pipers of Scottish and overseas regiments during the war 1914-1918’ van Bruce Seton en John Grant is oorspronkelijk uitgegeven in 1920 door Maclehose, Jackson & Co in Glasgow. Het boek kende in 1974 een herdruk en wordt onder andere verkocht door Amazon en Bruna . Onze uitgave komt bij The Naval & Military Press, vandaan en telt 291 pagina’s (ISBN 1-84734-089-X).